Concrete doelen voor een geïntegreerde werkweek.
Op alle vlakken werd er aan bepaalde doelen gewerkt. Zowel tijdens de activiteiten, de geplande uitstappen als tijdens de vrije momenten. Door de verschillende mogelijkheden tijdens de boerderijklas is het aanbod aan doelen waar aan gewerkt wordt ook groot. Hier kan je enkele doelen vinden wat betreft het het leren (krachtige leeromgeving), opvoeding en omgang (krachtige leefomgeving).
Krachtige leeromgeving.
- 6.1: Kinderen zien in dat courante producten gemaakt zijn uit welbepaalde materialen en/of grondstoffen.
- Ervaren en uiten uit welke materialen en/of grondstoffen allerlei voorwerpen gemaakt zijn.
- Ervaren en uiten op welke wijze een aantal grondstoffen worden verwerkt tot materialen en/of producten
(bv. meel tot brood) - 6.6: Kinderen zien in dat producten worden gemaakt volgens bepaalde technische principes.
- Kunnen aantonen dat een product uit verschillende onderdelen of ingrediënten bestaat of kan bestaan. - 7.8: Kinderen ontdekken dat planten, dieren en mensen zich op een of andere manier voortplanten.
- 7.11: Kinderen kunnen illustreren dat er verschillende soorten relaties bestaan tussen mens, dier en plant.
- Volgende relaties vaststellen en kunnen illustreren: voedselrelaties, bescherming, territoriumafbakening - 7.13: Kinderen maken een bewuste keuze voor het behoud van het leven in hun directe omgeving.
- Zelfstandig basishandelingen kunnen uitvoeren bij de verzorging van planten en dieren.
Krachtige leefomgeving.
- 4.5: Kinderen kunnen zich verplaatsen in de gedachten, gevoelens en waarnemingen van anderen en houden daar rekening mee.
- Bij anderen gevoelens zoals angst, blijheid, boosheid, verdriet, vriendschap,... herkennen en trachten mee te leven in dit gevoel.
- Weten dat mensen in eenzelfde situatie op een verschillende wijze kunnen ervaren en er verschillend op kunnen reageren. - 4.7: Kinderen kunnen respect en waardering opbrengen.
- 4.9: Kinderen kunnen leiding volgen of meewerken.
- Regels en afspraken kunnen nakomen. - 4.12: Kinderen kunnen hulp vragen en zorg aanvaarden.
- Op een beleefde manier iets kunnen vragen.
- Dankbaarheid tonen tegenover ieder die hen helpt - 7.13: Kinderen maken een bewuste keuze voor het behoud van het leven in hun directe omgeving.
- De aanwezigheid van planten en dieren in hun omgeving waarderen.
- Destructief gedrag tegenover dieren of planten vermijden en afkeuren
Overkoepelende doelstellingen.
- 0.5: Kinderen werken samen.
- 0.7: Kinderen kunnen en durven problemen aanpakken.
- 0.9: Kinderen kunnen nauwkeurig waarnemen met al hun zintuigen.
- 0.10: Kinderen kunnen vragen stellen waarvan de antwoorden onderzoekbaar of opzoekbaar zijn.
- 0.15: Kinderen kunnen verslag uitbrengen over hun bevindingen.